The present study uses numerical modeling to increase the understanding of sinus gas exchange, which is thought to be a factor in sinus disease. Order-of-magnitude estimates and computational fluid dynamics simulations were used to investigate convective and diffusive transport between the nose and the sinus in a range of simplified geometries. The interaction between mucociliary transport and gas exchange was modeled and found to be negligible. Diffusion was the dominant transport mechanism for small ostia and large concentration differences between the sinus and the nose, whereas convection was important for larger ostia or smaller concentration differences. The presence of one or more accessory ostia can increase the sinus ventilation rate by several orders of magnitude, because it allows a net flow through the sinus. Estimates of nitric oxide (NO) transport through the ostium based on measured sinus and nasal NO concentrations suggest that the sinuses cannot supply all the NO in nasally exhaled air.

There was no regional consensus regarding paediatric intensive care unit referral for obstructive sleep apnoea adenotonsillectomy. Clinical judgement without complex sleep studies by those experienced in this area was sufficient to detect complicated cases of obstructive sleep apnoea with co-morbidity requiring paediatric intensive care.

A 77-year-old euthyroid man developed atrial fibrillation on the fourth post-operative day following a total laryngectomy and right radical neck dissection including a hemi-thyroidectomy for a squamous cell carcinoma of the larynx with nodal metastases. The episode of atrial fibrillation coincided with an elevated serum free thyroxine of 3.36 ng/dl (43.3 pmol/L) (reference values: 0.71-1.85 ng/dl or 9.1-23.8 pmol/L), normal total triiodothyronine of 104 ng/dl (1.6 nmol/L) (reference values: 46-137 ng/dl or 0.7-2.1 nmol/L) and a suppressed thyroid-stimulating hormone (TSH) of 0.05 mIU/L (reference values: 0.35-5.0 mIU/L). These values, in relation to those prior and subsequent, suggested a surgery-induced thyroiditis. The limited literature about this controversial entity is reviewed.

InleidingIn Utrecht is in september 1999 een nieuw curriculum geneeskunde van start gegaan, waarin ook inhoud en vorm van de co-assistentschappen aangepast worden. 1 De precieze invulling van de co-assistentschappen moet nog worden uitgewerkt. Uit de literatuur blijkt dat de begeleiding tijdens de co-assistentschappen een knelpunt is. Zo rapporteerden Scherpbier en Metz dat persoonlijke begeleiding en toezicht te wensen over lieten. 2 Zij stelden dat een degelijke begeleiding wel een noodzakelijke voorwaarde vormt voor een onderwijskundig verantwoord co-assistentschap. Ook Van der Gulden et al. constateerden dat er van persoonlijke aandacht voor de co-assistent in de praktijk maar weinig terechtkomt. 3 Bij een enquête uitgevoerd door Sinke en Metz in Nijmegen kwamen als twee belangrijkste knelpunten naar voren het gebrek aan begeleiding en de te lange werktijden met als gevolg gebrek aan vrije tijd. 4 Ook beide visitatiecommissies hebben veranderingen in de co-assistentschappen aanbevolen. 5 6 Voor de Utrechtse Co-raad, een groep co-assistenten die zich inzet voor de belangen van co-assistenten, vormden deze berichten uit de literatuur gekoppeld aan eigen ervaringen de aanleiding om bij de huidige co-assistenten na te gaan hoe voor hen het ideale co-assistentschap er uit zou zien. MethodeVia een vragenlijst met open en invulvragen werd de mening van de co-assistenten over verschillende aspecten van de co-assistentschappen gevraagd. In open vragen werd de co-assistenten onder andere gevraagd kenmerken te geven van een goed co-assistentschap, een goede begeleider en goed onderwijs. Ook werd de co-assistenten gevraagd uit een lijst hun topvijf van knelpunten tijdens de co-assistent-