Dit artikel bespreekt de effecten van blootstelling aan spoorconcentraties lachgas en hogere concentraties op taakuitvoering en op het EEG en Event Related Potentials in het laboratorium. Bovendien worden effecten van acute, cumulatieve en chronische blootstelling op de werkplek besproken. De aandacht richt zich op een serieel model van informatieverwerking dat gebaseerd is op de Additieve Factoren Methode. Tegenstrijdige effecten van lachgas zijn mogelijk te verklaren in termen van inzet (effort).Lachgas (nitrogenii monoxydum, oxydulum nitrogenii, stikstof-oxyduul, nN 2 0) wordt als ondersteunend anestheticum gebruikt bij operaties en tandheelkundige ingrepen. In de tandheelkunde neemt het gebruik nog steeds toe vanwege de sederende eigenschappen. Lachgas heeft effecten op myeline, de belangrijkste bouwsteen van de myelineschede rond axonen. Doordat lachgas vitamine B12 oxideert wordt het enzym methionine synthetase dat nodig is voor aanmaak en onderhoud van myeline, geblokkeerd. Het gevolg hiervan is een slechtere signaalgeleiding over het axon. Aanwezigheid van lachgas in werkruimten vormt een mogelijk risico voor het personeel dat daar werkzaam is. Geadviseerd wordt (Peelen et al., 1999) (Schuyt, 1998).Psychometrisch onderzoek is uitgevoerd naar blootstellingseffecten op de uitvoering van taken, omdat lachgas de beroepsvaardigheden zou doen afnemen tijdens het werken mogelijk ook daarna nog invloed zou kunnen hebben, bijvoorbeeld onderweg naar huis.Het onderzoek van Bruce en Bach (1974) dat negatieve effecten van lachgas aantoonde op cognitieve taken in een laboratoriumsituatie gaf aanleiding tot het bepalen van lachgasconcentraties op de werkplek. Vervolgonderzoek in laboratoria en in werksituaties met spoor-en hogere concentraties leverde echter tegenstrijdige resultaten op.
InformatieverwerkingBlootstellingseffecten op de uitvoering van taken kunnen onderzocht worden met maten als reactietijd en het aantal en de soort gemaakte fouten. De reactietijd is de tijd die verstrijkt tussen het aanbieden van een stimulus, bijvoorbeeld een geluids-of een visuele prikkel en het moment waarop gereageerd wordt door op een knop te drukken. Verschillende fysiologische processen dragen bij aan de reactietijd zoals het waarnemen van de prikkel, de verwerking daarvan, het samenstellen van opdrachten voor een reactie, de geleiding van de opdrachten naar de spieren en ten slotte de uitvoering door de spieren. Er zijn