Encopresis is een typisch gedragsprobleem van kinderen, dat slechts sporadisch bij adolescenten gesignaleerd wordt. Aan de hand van literatuur en casuıstiek worden de typische kind-en gezinskenmerken van encopretici beschreven. Er blijkt een opvallend consistent beeld te bestaan van passiviteit en grote 'geslotenheid', niet alleen van de adolescent, maar ook van zijn gezin. Aan de hand van twee gevalsbeschrijvingen wordt een en ander geıllu-streerd. Therapeutisch impliceert de behandeling van encopresis bij adolescenten een directieve werkwijze die tot doel heeft de zelfwerkzaamheid te bevorderen. Met behulp van training in sociale vaardigheden moet de adolescent voorts een sociaal netwerk kunnen opbouwen. In de discussie wordt de hypothese van een gegeneraliseerde psychosociale ontwikkelingsachterstand bij deze adolescenten toegelicht en uitgewerkt.
InleidingEncopresis is een typisch kinderprobleem dat met het ouder worden in frequentie afneemt en in de adolescentie nagenoeg verdwenen is (Bosch, 1995). Encopresis kan worden omschreven als 'een herhaaldelijk -al dan niet opzettelijk -defeceren op een daartoe niet bestemde plaats (meestal de kleding), hetgeen niet meer leeftijdsadequaat is en waar evenmin een (primair) organisch defect aan ten grondslag ligt ' (Bosch, 1984; DSM-IV, 1994 1 ). Encopresis wordt sporadisch in de puberteit gesignaleerd, al kan het in uitzonderlijke gevallen voorkomen dat de klachten zich gedurende deze levensfase voor het eerst manifesteren. Deze vorm van incontinentie is in de (late) adolescentie uitzonderlijk (Largo, Gianciaruso & Prader, 1978;Bosch, 1986). Bij volwassenen treft men encopresis vrijwel nooit meer aan (Bosch, 1995). Wel worden in de literatuur volwassenen beschreven die lijden aan chronische diarrhea en die fobisch benauwd zijn dit probleem buitenshuis niet te kunnen beheersen (zie Byrne, 1973;Hedberg, 1973). Deze klachten zijn echter van geheel andere aard dan encopresisproblematiek: het betreft eerder een paniekachtig controleverlies, gepaard gaande met sociaal-fobisch gedrag.Zowel fysieke en psychologische rijping als een adequate toilettraining zijn primaire vereisten om zindelijk te kunnen worden. Normaliter is aan die voorwaarden in de adolescentie ook voldaan. Voor jongere kinderen kan het van belang zijn de normale ontwikkelingssequentie waarin sphincter-(of sluitspier)controle bereikt wordt in de diagnostiek te betrekken. Relevante longitudinale studies (Brazelton, 1962; Largo e.a., 1978) toonden eenstemmig aan dat controle over de darmen (c.q. de faecale continentie) eerder bereikt wordt dan controle over de blaas (c.q. de urinale continentie). De belangrijkste conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat bij een volledige beheersing van de blaas (met name dus de nachtelijke continentie) encopresis in feite niet meer kan worden toegeschreven aan een fysieke rijpingsachterstand. Wanneer een dergelijk probleem zich in de adolescentie nog voordoet, rest dus als verklaring een