Een aantal jaren geleden was gezinstherapie na een revolutionair begin tamelijk overzichtelijk. Er was een aantal herkenbare stromingen: de structurele van Minuchin; de strategische, ontwikkeld door Haley en door de groep rond Watzlawick; daarnaast de intergenerationele, die zich in Nederland vooral georganiseerd had rond Boszormenyi-Nagy; later, maar met hetzelfde revolutionaire elan werd de cybernetische stroming geı¨ntroduceerd, die ontwikkeld was door Selvini Palazzoli en anderen.De Nederlandse opleidingen hadden meestal e´e´n hoofdrichting, maar tegelijkertijd werden wel alle stromingen onderwezen. Gezinstherapeuten werden namelijk geacht van alle op de hoogte te zijn. Nederlandse gezinstherapeuten combineerden meestal twee richtingen: ze waren structureel-strategisch, strategisch-cybernetisch of nog iets anders. De stromingen waren voor een deel te beschouwen als parallelle theoriee¨n (Strenger, 1991), maar de systeemtheorie werd geaccepteerd als overkoepelend. De relatie tussen die theorie en de praktijk is echter altijd een tentatieve geweest (Rijnders & Nicolai, 1992).
De huidige situatieDe huidige situatie is minder helder. Toen duidelijk werd hoe vaak incest en mishandeling in gezinnen voorkomen en hoeveel relaties gekenmerkt worden door geweld, ontstond een discussie over de (on)mogelijkheid van het erkennen van macht en individuele verantwoordelijkheid binnen de systeemtheorie als denkmodel (Dell, 1989;Van der Pas, 1990) en de mogelijkheid en onmogelijkheid van therapeutische neutraliteit bij dit soort problemen.Deze discussie werd versterkt door kritiek van feministische therapeuten op zowel de theorie als de praktijk van de gezinstherapie (Huijser, 1993;Luepnitz, 1988;Savenije, 1993). De theorie moest het ontgelden omdat zij geen rekening hield met genderverschillen; de praktijk werd bekritiseerd omdat gezinstherapeuten zich meestal beperkten tot het nucleaire gezin en geen rekening hielden met maatschappelijke factoren. De zo gewenste neutraliteit van systeemtherapeuten leidde daardoor nog wel eens tot een therapie die onbedoeld beschuldigend was.Daarnaast is er nu sprake van een intensief, en soms helaas erg abstract epistemologie-debat. Hierin zijn vele theoriee¨n inmiddels de revue gepasseerd met als invloedrijkste: de cybernetica van de tweede orde, het radicaal constructivisme en het sociaal constructivisme. Dit debat is in zekere zin weer een reactie op een aantal tekortkomingen van de systeemtheorie bij de analyse van ongelijkheid in gezinnen en relaties. De rode draad in de theoretische discussie is dat telkens gezocht wordt naar, zoals Boeckhorst schrijft, 'wat een interactienetwerk tot een systeem maakt' (Boeckhorst, 1992) en dat er gezocht wordt naar de mate waarin dit systeem vervolgens de individuen bepaalt die er deel van uitmaken.Verder hebben onderzoeksresultaten de gezinstherapie beı¨nvloed, in het bijzonder het onderzoek naar de samenhang tussen gezinsinteracties enerzijds en schizofrene stoornissen, psychosomatische stoornissen en eetstoornissen anderzijds.
De toekomst: drie ont...