Recente sociale, culturele en economische ontwikkelingen in westerse en niet-westerse samenlevingen liggen aan de basis van een toenemende culturele en etnische diversiteit in onze eigen samenleving. De sociale en culturele identiteit van mensen wordt meer en meer gevarieerd. Wat zijn de gevolgen van deze ontwikkelingen voor sociale banden en solidariteit? Het doel van Ruth Soenen, een Belgische antropologe, merkte op dat ik te veel oog had voor duurzame relaties en te weinig voor de betekenis van alledaagse contacten voor de beleving van de buurt als gemeenschap. Zij verwoordde een thema dat mij minstens zo fascineerde als sociale netwerken waarvan wij voor cohesie en gemeenschap zoveel verwachten. Eenmaal benoemd op de leerstoel Samenlevingsopbouw vanwege de Gradus Hendriks Stichting stond voor mij dan ook vast dat sociologie en beleid te weinig aandacht besteedden aan de mechanismen die korte contacten in de openbare ruimte vormgeven. En de sociologen die zich wel met de openbare ruimte bezighielden deden dat met een bevlogen vluchtigheid die wellicht nauw aansloot bij bepaalde sociologische tradities, maar waren ook descriptief, en soms impressionistisch, en niet gericht op de vraag wat beleidsmakers en professionals met hun werk konden aanvangen. Sociologische analyses doen er in deze beleidssector weinig toe, zo lijkt het. Straatcodes, reclamecampagnes tegen hufterigheid en campagnes om je buren te groeten zijn immers veelal gericht op sociaal-psychologische mechanismen, of eenvoudig gebaseerd op het uitgangspunt dat de burger betere normen en waarden moet leren. Net zoals in het integratiedebat het geval is, ligt de nadruk bij op buurtcohesie en 9 buurtparticipatie gerichte goede bedoelingen vaak op vooronderstellingen over wat mensen (niet) willen.Daar kan ik persoonlijk niet goed mee uit de voeten. Zelfs in een extreme wijk als het 'Ghetto' in de Amerikaanse stad New Haven waar ik tussentijds onderzoek deed, kwam ik steeds maar geen mensen tegen die vonden dat je zonder meer rotzooi op straat kon gooien of dat het prima was om elkaar onheus te bejegenen. Met de normen en waarden van de vele mensen in achterstandswijken die ik in de loop der jaren tegenkwam was eigenlijk nooit veel 'mis'. Zij weken in hun opvattingen niet of nauwelijks af van wat de meeste mensen als beschaafd beschouwen. Een beschavingsoffensief voor betere, aangenamere, veiligere buurten leek daarom niet de beste route. Dat moest, kortom, anders kunnen. Maar hoe? Die vraag vormde de eerste bron van inspiratie voor dit boek.De tweede bron van inspiratie lag in het werk van Jane Jacobs, wier boek mij net zo greep als vele anderen, onder meer omdat het sociale theorie en de gebouwde omgeving mooi bij elkaar brengt. De these waarmee Jane Jacobs faam maakte en die recentelijk opnieuw in warme belangstelling is komen te staan (onder andere binnen de stroming van new urbanism in de VS), komt er in het kort op neer dat gevarieerd ruimtegebruik of functiemenging leidt tot sociale controle, omdat mensen hun 'ogen op straat' hebben. Wie in de n...