Misverstand: de behandeling van dissociatieve stoornissen moet zich richten op het verwerken van traumatische gebeurtenissen uit het verleden Dirk De Wachter InleidingDe literatuur over dissociatieve verschijnselen richt zich bijna zonder uitzondering op de relatie tussen dissociatie en traumatische gebeurtenissen uit het verleden (Goodwin & Sachs, 1996). Als gevolg hiervan heeft een eenvoudig lineair trauma-dissociatiemodel een soort 'objectieve werkelijkheidswaarde' gekregen in klinische milieus. Zo ontstond een individueel georie¨nteerd behandelmodel dat sterk gericht is op het doorwerken van traumatische ervaringen uit het verleden.
Het onderzoekDe invloed van factoren uit het 'hier en nu', zoals alledaagse stress of gebeurtenissen in het gezin, is pas heel recent voor het eerst in het kader van dissociatieve ervaringen bestudeerd (Roelofs, Spinhoven, Sandijck, Moene, & Hoogduin, 2005;Spinhoven et al., 2004). Dit onderzoek toonde dat bij patie¨nten met conversiestoornissen -officieel geen dissociatieve stoornis, maar als somatoforme dissociatie toch beschouwd als verwant -belangrijke invloed uitgaat van actuele stressoren. Deze kleine oogst onderzoeken is opmerkelijk, omdat de relatie tussen actuele stress en andere psychiatrische stoornissen, zoals depressie, angst en schizofrenie, veelvuldig is aangetoond. In de moderne psychiatrie worden in de regel dan ook behandelmodellen aanbevolen die uitgaan van een multifactorieel stressmodel.De emotionele maatschappelijke discussies rond (seksueel) misbruik en ernstige dissociatieve stoornissen (multiple persoonlijkheid) die het maatschappelijk debat haalden vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw, hebben een kritische wetenschappelijke benadering blijkbaar in de weg gestaan. Nu de controverse tussen 'believers' en 'nonbelievers' is geluwd, lijkt er weer plaats te zijn voor een nuchtere en realistische kijk op een overigens frequent voorkomende stoornis.Wij voerden zelf een onderzoek uit waarin we, in overeenstemming met de bevindingen van Roelofs et al. (2005) het verband konden aantonen tussen alledaagse stress (FAD-N en APL) en dissociatieve verschijnselen (DIS-Q) .Dit verband was zowel in een niet-klinische populatie (werknemers die onder grote stress stonden) als in een klinische populatie (eetstoornispatie¨nten die opgenomen waren voor behandeling) duidelijk. Na een longitudinaal onderzoek konden we vervolgens aantonen dat de vermindering van actuele stressfactoren door behandeling gepaard gaat met een vergelijkbare afname van de dissociatieve parameters. Deze evolutie gaat zowel op voor patie¨nten met pathologische dissociatie (dissociatieve stoornissen) als voor patie¨nten met niet-pathologische dissociatie ('normale' dissociatieve verschijnselen).De patie¨nten werden behandeld in een gecombineerde gedrags-en gezinstherapeutische residentie¨le setting, waarbij het verlagen van het algemeen stressniveau individueel (onder andere via relaxatietechnieken) en in het gezin (bijvoorbeeld door het bespreken van conflicten) expliciet werd aangepakt. Het 'doorwerken' va...