Nelissen-Arets JHG, Stobberingh EE, Winkens RAG. Plaatsbepaling van de dipslide in de dagelijkse huisartspraktijk. Huisarts Wet 2002;45(2):62-6. Inleiding In dit onderzoek hebben wij onder alledaagse praktijkomstandigheden zowel de sensitiviteit en specificiteit -als maat voor de validiteit -van de dipslide bepaald als de validiteit van het gebruikelijke diagnostische proces.Methode Urinemonsters van patie¨nten met een mogelijke urineweginfectie werden in de praktijk onderzocht via een teststrook, sediment en dipslide. Huisartsen gaven aan of er sprake was van een urineweginfectie. De referentietest was een kweek in het laboratorium met behulp van kweekbodems van een tweede dipslide.Resultaten De sensitiviteit van de dipslide na 24 uur was 76%; de specificiteit 80%. Aflezen na 48 uur gaf geen verbetering. De sensitiviteit van het traject 'eerst nitriettest, indien negatief een dipslide' was 81%, de specificiteit 78%. De sensitiviteit van het traject 'eerst nitriettest, indien negatief een sediment' was 83%, de specificiteit 62%. De sensitiviteit van het oordeel 'urineweginfectie aan-of afwezig' was 82%, de specificiteit 57%.Conclusie Gebruik van de dipslide in het diagnostisch traject geeft de beste combinatie van sensitiviteit en specificiteit, hoewel die onder praktijkomstandigheden lager blijken dan onder optimale omstandigheden.