This article describes the outcome of a behavioral approach with or without preceding surgical intervention in 48 women with the vulvar vestibulitis syndrome. In the first part of the study, 14 women with the vulvar vestibulitis syndrome were randomly assigned to one of two treatment programs: either a behavioral approach or a behavioral approach preceded by surgery. In the second part of the study, 34 women and their partners were given a choice of treatment. Follow-up data were gathered a mean of 3 and 2 1/2 years after treatment, respectively. In the randomized patient population, the intervention had a positive effect on all of them: the complaints disappeared, diminished or did not change but formed less of a problem. The difference in outcome between the two different treatments, a behavioral approach with or without preceding surgery, was not statistically significant. In the second non-randomized part of the study, 28 out of the 34 women (82%) chose the behavioral approach without preceding surgery. The difference in outcome between the two treatments was not statistically significant. Two out of the 28 women who chose behavioral treatment without preceding surgery had to be referred for psychiatric consultation because of serious psycho-sexual problems. In one woman, psychiatric treatment was successful. Three other women, whose behavioral treatment failed, underwent additional surgery, which clearly helped them to overcome the deadlock in the behavioral approach. The behavioral approach should be the first choice of treatment for the vulvar vestibulitis syndrome. Surgical intervention should be considered as an additional form of treatment in some cases with the vulvar vestibulitis syndrome to facilitate breaking the vicious circle of irritation, pelvic floor muscle hypertonia and sexual maladaptive behavior.
In het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) werd in 1997 de medische bezwaarprocedure voor WAO-beslissingen ingevoerd. Onderzoek met betrekking tot de invoering van de Awb door het Wetenschappelijk Onderzoek-en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie 1 laat zien dat de bezwaarprocedure een zinvolle bijdrage kan leveren aan de geschilbeslechting tussen cliënt en uitvoeringsorganisatie. Sinds de invoering van de Wet Pemba 2 per 1 januari 1998 heeft ook de werkgever de mogelijkheid gekregen om bezwaar aan te tekenen tegen een WAO-beslissing. Voor de cliënt wordt de toegevoegde waarde van de bezwaarprocedure niet alleen bepaald door het al dan niet aan de orde komen van nieuwe gezichtspunten, maar vooral ook door de mate waarin serieus met de argumenten van de cliënt wordt omgegaan. Deze laatste -nogal subjectieve -toegevoegde waarde neemt bovendien toe naarmate de cliënt degene die de zaak opnieuw beoordeelt, deskundiger en onafhankelijker ten opzichte van de eerdere beslisser acht en naarmate hij/zij het gevoel heeft dat er meer ruimte is voor een echte inhoudelijke discussie.1 Indien in het bezwaar tegen de WAO-beslissing het medisch oordeel van de primaire verzekeringsarts (VA) een rol speelt, dan wordt een bezwaarverzekeringsarts (BVA) ingeschakeld. In andere gevallen vindt de afhandeling direct plaats door een bezwaararbeidsdeskundige en/of jurist. Een wijziging in de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts hoeft niet automatisch te leiden tot het gegrond verklaren van de bezwaarzaak. De uiteindelijke beslissing of een bezwaar gegrond is of niet, wordt genomen door een jurist. Deze beslissing dient binnen 17 weken na indiening van het bezwaar genomen te worden. De bezwaarverzekeringsarts gebruikt zijn/haar deskundigheid en onafhankelijkheid om tot een tweede oordeel te komen, waarbij medischinhoudelijke aspecten getoetst worden. Toch zijn er ook niet-medische factoren denkbaar die de kans op een gegrond-of ongegrondverklaring van een bezwaarschrift zouden kunnen verhogen. Zo zouden kenmerken van de verzekeringsarts of cliënt zoals leeftijd en geslacht een rol kunnen spelen. Uit onderzoek 3 is gebleken dat er statistisch significante verschillen zijn in de einde-wachttijdbeoordeling WAO door verzekeringsartsen, bij mannelijke en vrouwelijke cliën-ten. Ook een andere manier van beoordelen door mannelijke en vrouwelijke verzekeringsartsen, of oudere en jongere verzekeringsartsen 4 zou uitkomsten van WAO-onderzoeken kunnen beïn-vloeden. Teneinde het aantal bezwaarzaken die in de bezwaarprocedure tot een herziening van de primaire beslissing leiden, te verminderen is inzicht in de factoren die leiden tot een herziening, van belang. De vraagstelling van het huidige onderzoek was dan ook 'Welke factoren kunnen een herziening van de primaire beslissing voorspellen?' In dit onderzoek, wordt onder meer de relatie tus-
In this study we compare the efficacy of ultrasonically guided percutaneous oocyte collection for in-vitro fertilization with ultrasonically guided transvaginal oocyte collection. Forty-seven patients were prospectively randomized into two groups. Twenty-four patients underwent percutaneous follicle aspiration and 23 patients underwent a transvaginal puncture. The number of aspirated oocytes per patient showed a statistically significant difference in the two groups: 2.5 for the percutaneous puncture versus 5.2 for the transvaginal procedure. The number of embryos per patient was 2.7 in the transvaginal puncture group versus 1.6 in the percutaneous puncture group. This difference was not statistically significant. The clinical pregnancy rate per patient was 12.5% with the percutaneous approach and 30.4% with the transvaginal technique. This difference was also not statistically significant. Since the transvaginal procedure also creates less discomfort to the patient and is less time-consuming it is concluded that this approach is preferable to the percutaneous puncture technique in obtaining oocytes for in-vitro fertilization.
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.
customersupport@researchsolutions.com
10624 S. Eastern Ave., Ste. A-614
Henderson, NV 89052, USA
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.
Copyright © 2024 scite LLC. All rights reserved.
Made with 💙 for researchers
Part of the Research Solutions Family.