A preventive intervention was randomly offered to a group of 67 non-to mildly distressed couples who participated in a larger study on relationships. At the 9-month follow-up, couples in which one partner experienced parental divorce demonstrated a significant increase in problem intensity and a trend toward decreased problem solving ability and relational efficacy, whereas couples from intact families of origin showed the opposite. At the 2-year follow-up, no significant differences were found between the two groups. At both follow-ups, participation in the preventive intervention did not appear to have a protective influence on decline in relationship functioning forpersons whose parents divorced and their partners. Leber, 1995). At 11/2-and 3-year followups, intervention couples were found to show less decline in relationship satisfaction compared to controls, who declined significantly more. When control couples were analyzed separately from those who declined the intervention at the 4-and 5-year follow-ups, significant differences between the intervention and decline groups were found on relationship satisfaction, although differences were no longer found between control and intervention couples. Further, at 3 years, other measures of relationship quality reflected that intervention couples were doing better than controls. By the 4-and 5-year follow-ups, no further significant differences were reported on self-report measures. In addition to self-report measures, differences were found between groups on observational measures. At postassessment and many of the early follow-ups (through 4 years), intervention couples were reported to have more positive and less negative observed communication than controls (and sometimes intervention decliners). Lastly, at the 1?/2-year and 3-year follow-ups, significantly greater rates of break up prior to marriage and divorce were reported in the control versus the intervention groups. At the 4-and 5-year follow-ups, the difference between separation and divorce between groups was not significant.Although the reports on the Denver study appear promising, it has several important limitations. First, generalizability is limited because of the relatively small sample size that was composed of primarily White middle-class Americans. Further, randomization was compromised due to a large percentage of couples declining participation in the intervention, thereby leaving the most dedicated couples to participate in the intervention. In addition, the study lacked an attention-only control condition, thereby limiting the ability to determine whether it was the Prevention and Relationship Enhancement Program (PREP) in particular or some general attention factor that produced the reported effects. Lastly, the number of significant effects were reported to have gradually attenuated after the 5-year follow-up (Stanley et al., 1995), highlighting the problem of attrition and possibly the need for booster sessions. For all these reasons, replication is needed in general, as well as acros...
The impact of family approaches in understanding and treating psychopathology is reviewed for the following disorders: schizophrenia, mood disorders, anxiety disorders, psychoactive substance use disorders, eating disorders, and conduct disorders in children. Family‐oriented interventions are concluded to be useful in treating disorders when applied flexibly and multi‐dimensionally and when used in conjunction with psychopharmacological or other valid individual treatment approaches.
De gedragstherapeutische behandeling van fobiee¨n houdt in dat de patie¨nt wordt geleerd om stap voor stap de confrontatie aan te gaan met situaties die gevreesd of vermeden worden. Dit stap voor stap blootstellen aan beangstigende situaties heet 'exposure in vivo'. Er zijn allerlei varianten van exposure ontwikkeld en op hun effectiviteit onderzocht. Dit artikel bespreekt de belangrijkste therapiecomponenten en aandachtspunten bij de praktische uitvoering ervan. Bij het schrijven hadden de auteurs vooral de agorafobische patie¨nt voor ogen. De beschreven interventies zijn echter ook toepasbaar bij andere fobische stoornissen, zoals de enkelvoudige en de sociale fobie. Sterker nog, ook in de behandeling van de obsessief-compulsieve stoornis of de posttraumatische stress-stoornis kan exposure een belangrijk deel uitmaken van de behandeling. De rationale voor exposureDe gedragstherapeutische behandeling van fobiee¨n begint met een uitgebreide uitleg van de behandeling. Naast uitleg over algemene aspecten ervan, zoals bijvoorbeeld het belang van huiswerk voor de therapie, biedt de therapeut een goede rationale voor de behandeling. Dat laatste is onmisbaar om de patie¨nt te motiveren en daarmee essentieel voor het succes van de behandeling. Een dergelijke rationale voor exposuretherapie kan op de volgende manier geboden worden. Kenmerkend voor angststoornissen, meer bepaald fobiee¨n, is het vermijden van de gevreesde situaties. Dit vermijdingsgedrag heeft de eigenschap zichzelf in stand te houden. Door stelselmatig situaties of omstandigheden te vermijden, ontzegt de fobische patie¨nt zich de gelegenheid om te ontdekken dat die situaties soms geen of minder angst opleveren dan wordt verwacht of dat de angst in ieder geval te verdragen is. Door te vermijden blijft de angst voor de situatie in stand en daarmee het motief om de situatie te vermijden. Deze cirkel moet doorbroken worden door systematisch te oefenen met de situatie en te leren op een andere manier om te gaan met angst dan de situatie te ontvluchten. De aangewezen behandeling voor het doorbreken van vermijdingsgedrag is exposure. Hieronder wordt verstaan het zich blootstellen aan gevreesde situaties of omstandigheden, waardoor op den duur de angst en het vermijdingsgedrag afnemen. Het doel van exposure is tweeledig: (1) jezelf de kans geven te ontdekken dat het kan meevallen en (2) oefenmateriaal cree¨ren om op een andere manier met angst om te gaan.Figuur 1 is een handig hulpmiddel om patie¨nten de therapeutische werkzaamheid van exposure uit te leggen.Deze figuur geeft schematisch vier scenario's voor het verloop van angst over de tijd weer wanneer een patie¨nt zich blootstelt aan de gevreesde situatie. Op de Y-as staat de subjectief ervaren angst weergegeven, op de X-as de tijd. Het verloop bij A is wat sommige patie¨nten verwachten, wanneer zij in de gevreesde situatie zijn: de angst loopt steeds maar op en wordt erger en erger. Andere patie¨nten verwachten dat verloop B optreedt: de angst zal toenemen tot een plafond is bereikt ('angstiger dan totale p...
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.
customersupport@researchsolutions.com
10624 S. Eastern Ave., Ste. A-614
Henderson, NV 89052, USA
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.
Copyright © 2024 scite LLC. All rights reserved.
Made with 💙 for researchers
Part of the Research Solutions Family.