Plants in the flowering stage need to ensure reproduction by protecting themselves from attack and by preserving interactions with mutualist pollinators. When different plant mutualists are using the same type of cues, such as volatile compounds, attraction of parasitoids and pollinators may trade off. To explore this, we compared volatile emission of Brassica nigra plants in response to single or dual attack on their inflorescences. Additionally, we recorded flower visitation by pollinators and the attraction of parasitoids in the greenhouse and/or field. Brassica nigra were exposed in the flowering stage to one or two of the following three attackers: Brevicoryne brassicae aphids, Pieris brassicae caterpillars, and Xanthomonas campestris pv. raphani bacteria. We found that single attack by caterpillars, and dual attack by caterpillars plus aphids, induced the strongest changes in plant volatile emission. The caterpillars’ parasitoid C. glomerata did not exhibit preference for plants exposed to caterpillars only vs. plants exposed to caterpillars plus aphids or plus bacteria. However, the composition of the pollinator community associated with flowers of B. nigra was affected by plant exposure to the attackers, but the total number of pollinators visiting the plants did not change upon attack. We conclude that, when B. nigra were exposed to single or dual attack on their inflorescences, the plants maintained interactions with natural enemies of the insect attackers and with pollinators. We discuss how chemical diversity may contribute to plant resilience upon attack.
Generalistische roofwantsen van de familie Anthocoridae (Orius-soorten) bieden door hun brede prooidieet zeer veel potentie voor bestrijding van diverse plagen. Bovendien kunnen ze preventief worden ingezet door het aanbieden van alternatief voedsel. Dit rapport geeft de resultaten weer van een 3-jarige project waarin onderzocht is 1) in hoeverre een breed plaagcomplex bestreden kan worden met generalisten, 2) of aanvullende bestrijding met specialisten nodig en effectief is, 3) met welke combinaties van generalisten complementaire bestrijding kan worden behaald en 4) wat een goede bijvoerstrategie is voor generalisten in de gewassen gerbera, chrysant en Alstroemeria. In gerbera zijn zeer goede resultaten behaald bij de bestrijding van Echinothrips, Californische trips, kaswittevlieg met Orius laevigatus, Orius majusculus en Orius minutus. Turkse mot werd goed bestreden door O. majusculus en O. minutus. De soorten O. minutus en O. laevigatus vullen elkaar goed aan bij de bestrijding van Californische trips en kaswittevlieg. In chrysant kwam in alle proeven O. leavigatus zeer goed naar voren bij de bestrijding van Californische trips, katoenluis en mineervlieg, maar de bestrijding van mineervlieg was beter bij O. majusculus. Inzet van roofmijten reduceerden de dichtheden van O. laevigatus, waardoor de bestrijding van bladluis minder effectief was. In Alstroemeria werden geen goede resultaten met Orius behaald en is de inzet van spinnen voor de bestrijding van trips verkend.
De lage plaagtolerantie, het totaaloogst systeem, de korte teeltduur en de koele teeltomstandigheden in eenjarige zomerbloeiers zijn een uitdaging voor biologische bestrijding. Het doel van het hier beschreven onderzoek was het ontwerpen en testen van een systeemaanpak voor plaagbestrijding in eenjarige zomerbloeiers op basis van functionele biodiversiteit. Als eerste stap is er een overzicht gemaakt van de belangrijkste soorten plagen en bestrijders en de potentiele kansen en knelpunten voor een systeemaanpak voor plaagbestrijding in eenjarige zomerbloeiers. Uit het onderzoek bleek dat het afwisselen van rijen met bladluis-gevoelige en bladluis-resistente eenjarige zomerbloeiers de verspreiding van bladluis kon remmen. In een tweede experiment stond een strategie rondom de populatie-opbouw van de roofwants Macrolophus pygmaeus in opeenvolgende teelten van eenjarige zomerbloeiers binnen een bedrijf centraal. Om een populatie M. pygmaeus op het bedrijf op te bouwen moet al in de winterperiode worden begonnen. Pelargonium vormt, met de juiste keuze voor soort en cultivar, een goede waardplant voor een vroege opbouw van een M. pygmaeus populatie. Om deze populatie effectief in te kunnen zetten op de plekken waar ze nodig is, is er een 'transport' systeem nodig om deze roofwantsen te verplaatsen. Dit 'transport'systeem moet nog verder worden ontwikkeld.
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.
customersupport@researchsolutions.com
10624 S. Eastern Ave., Ste. A-614
Henderson, NV 89052, USA
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.
Copyright © 2024 scite LLC. All rights reserved.
Made with 💙 for researchers
Part of the Research Solutions Family.