Het gebruik van goniometrische meting van de bewegingsuitslagen van gewrichten is wijdverbreid in de orthopedische en sportfysiotherapie. Objectieve meting van de bewegingsuitslag is een noodzakelijke taak, zowel bij het onderzoek als bij het aantonen van de uitwerking van de behandeling. Moore steunde in 1949 al het gebruik van de universele hoekmeter maar beschreef ook de inherente nadelen, waaronder het gebrek aan een gestandaardiseerde meettechniek, de houding van de patie¨nt en de getalsmatige weergave.De betrouwbaarheid van goniometrische meting van bewegingen van gewrichten is uitgebreid bestudeerd. Rothstein et al. bestudeerde goniometrische metingen van de knie en de elleboog en vonden een grote betrouwbaarheid tussen metingen door dezelfde persoon (0,91-0,99) en tussen metingen door verschillende personen (0,88-0,97) in een klinische omgeving. Ee´n uitzondering werd gevormd door de betrouwbaarheid van de meting van kniestrekking door verschillende personen, die varieerde van 0,63 tot 0,70. Verdere analyse door deze auteurs bracht aan het licht dat de uitgangshouding van de patie¨nt een significant effect had op de meting van de bewegingsuitslag bij kniestrekking. Het achterwege blijven van controle van de uitgangshouding van de patie¨nt heeft wellicht een negatief effect op de betrouwbaarheid.De ontwikkeling van de goniometrische meting van het glenohumerale gewricht vloeit zowel voort uit het feit dat de schouder is opgebouwd uit verschillende gewrichten als uit complexe interactie met en de bijdrage van het scapulothoracale gewricht aan de totale schouderbeweging. Riddle et al. onderzochten de betrouwbaarheid bij metingen door dezelfde persoon en door verschillende personen in twee groepen van 50 personen met schouderpathologie. Metingen van de passieve bewegingsuitslagen bij flexie, abductie en exorotatie varieerden van 0,87 tot 0,99 voor wat betreft de betrouwbaarheid bij metingen door verschillende personen en bij horizontale abductie/adductie, extensie en endorotatie varieerden ze van 0,26 tot 0,55. Deze onderzoekers concludeerden dat betrouwbaarheid van goniometrische meting van de schouder afhankelijk is van de beweging.Onderzoek naar de bewegingsuitslag in de schouder bij toptennissers liet een consistent endo-en exorotatiepatroon zien. Als gevolg van de eenzijdige betrokkenheid van de bovenste extremiteit bij tennis, wordt de dominante, tennisspelende extremiteit gewoonlijk vergeleken met de niet-dominante extremiteit. Chandler et al. deden metingen bij 86 jeugdige en jong-volwassen spelers en vonden een grotere exorotatie bij de dominante arm en minder endorotatie, in vergelijking met de niet-dominante extremiteit. Chandler et al. vergeleken deze bevindingen met een qua leeftijd gelijke onderzoeksgroep van 139 sporters die voornamelijk de onderste extremiteiten gebruikten. Hij constateerde dat de tennisgroep bilateraal een significant geringere endorotatie en bilateraal een grotere exorotatie had. De tennisspelende groep had 11˚minder endorotatie aan de dominante arm, terwijl de sporters die ...
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.