This study is the first to attempt a thorough investigation of the activities of the Columbanian congregation, which played a significant role in the development of Western monasticism. This was a new form of rural monasticism, which suited the needs and aspirations of a Christian elite eager to express its power and prestige in religious terms. Contrary to earlier studies, which viewed Columbanus and his disciples primarily as religious innovators, this book focuses on the political, economic, and familial implications of monastic patronage and on the benefits elite patrons stood to reap. While founding families were in a privileged position to court royal favour, monastic patronage also exposed them to violent reprisals from competing factions. Columbanian monasteries were not serene havens of contemplation, but rather active foci of power and wealth, and quickly became integral elements of early medieval statecraft.

No abstract

No abstract

No abstract

Nieuwe honores voor een regio in volle verandering. Het patriciaat in post-Romeins Gallië. Dit artikel onderzoekt de ontwikkeling van de functie van patricius in Burgondië en de Provence, vanaf de ontbinding van het Romeinse gezag en de vorming van het Burgondisch koninkrijk, over de Merovingische periode, tot de opkomst van de Karolingers. Het patriciaat was emblematisch voor de romanitas in de Zuid-Gallische cultuur, maar het weerspiegelde eveneens de vernieuwingen die kenmerkend waren voor de overgang naar de barbaarse orde. De patriciërs waren veel meer dan gewone titularissen van een functie ; ze waren zowel ambtenaren die een essentiële rol speelden en de broze raderwerken van de regering beheersten, als grensfiguren die een quasi autonome macht uitoefenden in de “ grijze zones” van het Merovingisch gezag. De metamorfose van deze functie van een eervolle titel die enkel werd verleend aan koningen, naar een graad toegekend aan burgerlijke gouverneurs, en ten slotte naar een titel verbonden aan een militair bevelhebberschap, is revelerend voor de veranderingen die Gallië meemaakte bij de overgang van de late oudheid naar de vroege middeleeuwen.