In dit longitudinale observatieonderzoek werden twee onderzoeksvragen onderzocht. Ten eerste werden verschillen in opvoedingsgedrag tussen vaders en moeders bekeken. Vaders en moeders werden (elk apart) met hun twee kinderen van ongeveer 2 en 4 jaar oud geobserveerd in drie gestructureerde
situaties: een puzzeltaak en twee speltaken. Er werden drie opvoedingsdimensies gescoord: overbetrokkenheid, afwijzing en uitdaging. Vaders daagden hun jongste kind gemiddeld meer uit dan moeders, en moeders waren meer overbetrokken dan vaders. Naar het oudste kind verschilden vaders en moeders
niet significant van elkaar op deze twee dimensies. Afwijzing bleek niet bruikbaar.De tweede onderzoeksvraag was of er een verschil was tussen vaders en moeders in de invloed van opvoedingsgedrag op sociale angst van het kind. Sociale angst werd op twee momenten gemeten door de reactie
van de kinderen op een onbekende man te observeren. Uit regressieanalyses bleek dat voor het oudste kind eerdere sociale angst en overbetrokkenheid van beide ouders latere sociale angst niet voorspelden. Uitdaging door de moeder voorspelde wel meer latere sociale angst, terwijl uitdaging door
de vader minder latere sociale angst voorspelde. Voor het jongste kind bleek opvoedingsgedrag van vaders en moeders geen voorspeller voor latere sociale angst, maar eerdere sociale angst voorspelde wel, op trend-niveau, latere sociale angst, in beide oudermodellen. De uitkomsten suggereren
dat vaders en moeders mogelijk een andere rol vervullen in de ontwikkeling, of in het voorkómen, van angst bij hun kinderen, en dat de rol van vaders specifieke aandacht vereist.