SamenvattingProbleemgedrag bij dementie kan zowel medicamenteus als niet-medicamenteus behandeld worden. Niet-medicamenteuze behandeling via zogeheten psychosociale interventies verdient de voorkeur. Deze interventies zijn soms direct gericht op de psychische gevolgen van de ziekte, maar kunnen ook worden aangewend om (dag)structuur te bieden of de mantelzorger te ondersteunen (interventie in het systeem). Voor medicamenteuze behandeling van probleemgedrag zijn verschillende groepen psychofarmaca beschikbaar: antipsychotica, anxiolytica en benzodiazepinen, antidepressiva, anti-epileptica, cholinesteraseremmers en memantine. Met name antipsychotica hebben veel bijwerkingen, zoals sufheid, extrapiramidale bijwerkingen, risico op een cerebrovasculair accident en sterfte, en hun effect op agitatie is beperkt. Voor vrijheidsbeperking als behandeling van probleemgedrag is nauwelijks plaats.
InleidingDementie wordt gekenmerkt door cognitieve stoornissen, problemen in het dagelijks functioneren en probleemgedrag. Voorbeelden zijn algemene rusteloosheid, dwalen, fysieke agressie, depressie of apathie. Probleemgedrag heeft niet alleen een negatieve invloed op de kwaliteit van leven van de patiënt zelf 1 , maar is ook belastend voor de naasten en de mantelzorgers. 2 Deze hebben relatief vaak depressieve klachten. 3 Probleemgedrag, fysieke agressie en depressie 4,5 , maar ook apathie en verlies aan contact met de omgeving 6 zijn belangrijke risicofactoren voor opname in een verzorgings-of verpleeghuis. Daarbij speelt ook overbelasting van de partner een belangrijke rol. 5 BSL -BIJ -3053r2_BIJ 050