This article reviews Binary Tense theory as developed by Verkuyl (2008) on the basis of three oppositions proposed by Te Winkel (1866): present-past, synchronous-posterior and imperfect-perfect. Verkuyl followed Te Winkel in assuming that the verb zullen ('will') can be used as a temporal auxiliary expressing posteriority, but here it will be argued that zullen should be considered a purely modal verb and thus does not contribute to the temporal meaning of the clause. The notion of posteriority is, in fact, an integral part of the meaning of past and present, and can be brought to the fore by the use of temporal adverbs like morgen 'tomorrow' or by pragmatic considerations. The article discusses several proposals in the Dutch linguistic literature in which the modal nature of zullen is recognized, but they fail to be convincing in the absence of a crucial innovation: the rejection of the point of speech n as the present in favor of assuming a present tense domain in which n is a moving point that splits the actualized part of the present from its non-actualized (modal) part. • 1 Introductie Voorzover ons bekend, is L.A. te Winkel (1810-1868) de eerste geweest die voorstelde om het Nederlandse tempussysteem te beschrijven in termen van drie binaire opposities: (1) a. Heden (PRES) vs. Verleden (PAST) b. Synchroon (SYN) vs. Posterieur (POST) c. Imperfect (IMP) vs. Perfect (PERF) Te Winkel (1866) hanteert niet de primaire driedeling Verleden-Heden-Toekomst die gebruikelijk is geworden in de taaltheoretische en logisch-semantische traditie gebaseerd op Reichenbach (1947) en die in zijn tijd ook al bestond in gebruiksgrammatica's en in * Henk Verkuyl is als emeritus hoogleraar verbonden aan de Universiteit Utrecht (email: H.J.Verkuyl@uu.nl). Hans Broekhuis is als onderzoeker verbonden aan het Meertens instituut te Amsterdam (hans.broekhuis@ meertens.knaw.nl). We willen de gastredactie en de beoordelaars van dit artikel bedanken voor hun commentaar dat ons in staat heeft gesteld onze presentatie op verschillende punten te verhelderen. Temporaliteit en modaliteit 307 de taalkundige vakliteratuur: Weiland (1805), Bilderdijk (1826), Kollewijn (1892), Den Hertog (1903), om maar enkele Nederlandse driedelers te noemen. Te Winkels keuze voor een binair systeem was toen ook al opvallend. De driedeling sluit als vanzelfsprekend aan op onze intuïties over hoe tijd zich het best laat ordenen op basis van onze dagelijkse ervaringen ermee: we praten over dingen uit het verleden, in het heden en in de toekomst. Desondanks stelt Te Winkel dat de voornaamste indeling van de Nederlandse tempusvor-men die is tussen Heden en Verleden, waarmee de rol van het Futurum als tempusvorm secundair wordt. Verkuyl (2012) is een korte samenvatting van Te Winkels systeem zoals dat formeel-semantisch gemoderniseerd is in Verkuyl (2008). In deze formalisering worden elementen die systematisch bijdragen aan het tempussysteem uitgedrukt door de operatoren die in (1) per oppositie staan vermeld. Voor elk van de zes operatoren geldt dat hij staat vóór ee...