De recente ophef rond de buste van Johan Maurits van Nassau-Siegen (voormalig gouverneur van Nederlands-Brazilië) in het Mauritshuis maakt pijnlijk zichtbaar dat een openhartige omgang met de Atlantische geschiedenis in de publieke sfeer nog niet vanzelfsprekend is. 1 Het is de vraag hoe een geschiedenis die een bron van nationale trots is, maar die gelijktijdig ontsierd wordt door slavernij, kolonialisme en racisme op een manier kan worden gepresenteerd die leidt tot een beter begrip van het verleden. Ik betoog hier dat de publieke aandacht voor de achttiende-eeuwse held Jacobus Capitein als voorbeeld kan dienen voor de manier waarop belangrijke figuren uit het verleden tegen het licht van onze hedendaagse mens-en wereldbeelden kunnen worden gehouden zonder de historische context uit het oog te verliezen. In dit artikel wordt de historische context van het heldendom van Jacobus Capitein besproken, gevolgd door een samenvatting van de manier waarop het oordeel over hem door de tijd heen veranderde. Tot slot wordt besproken hoe het voorbeeld van Capitein kan bijdragen aan het vormgeven van de herinterpretatie van het heldendom van andere koloniale helden. In 1742 vertrok de voormalige slaaf Jacobus Capitein van Nederland naar het fort Elmina in het huidige Ghana. Hij zou volgens zijn loftuiters het licht van het evangelie door de wolken laten breken. 2 Voor dit doel vertaalde Capitein -een begaafde polyglot -het Onze Vader naar het Fante. Het fort waar hij zijn zendingswerk zou verrichten, was in handen van de West-Indische Compagnie (WIC) en diende als belangrijk knooppunt in de slavenhandel. Rond Elmina was al vanaf de vijftiende eeuw een Europees-Afrikaanse gemeenschap gegroeid. De bevolking in het stadje rond het fort leefde van de interactie tussen de Europese compagnie en het West-Afrikaanse achterland (Everts, 2009). Die interactie bestond in die periode uit de slavenhandel en aanverwante activiteiten. De status van handelsslaven was in deze gemeenschap bijzonder laag. Die lage status bleef aan deze mensen kleven, ook als ze in uitzonderlijke gevallen, zoals dat van Capitein, door een speling van het lot waren vrijgekomen. Het lukte Capitein -eenmaal terug aan de Goudkust na zijn verblijf in Nederland -niet om aansluiting te vinden bij de gevestigde bevolking rond Elmina en ook van enige zending onder de slaven in het fort ontbreekt ieder spoor. Zijn missie mislukte en hij overleed roemloos. Na zijn dood bleek hij niet alleen zijn zendingswerk te hebben veronachtzaamd, maar ook een schuld van f 9000 te hebben nagelaten (Levecq, 2013). Deze persoonlijke 1 'Frauderen met vroeger.