Sinds het begin van de meest recente economische crisis is de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten sterker verslechterd dan die van niet-arbeidsgehandicapten. Zo is bij arbeidsgehandicapten de werkloosheid sterker gestegen en de arbeidsparticipatie sterker afgenomen. Dit hangt onder meer samen met hun gemiddeld lagere opleidings-en beroepsniveau. Een baan op een lager beroepsniveau is meer conjunctuurgevoelig. Daarnaast geeft een lager opleidingsniveau doorgaans minder mogelijkheden om breed te worden ingezet. Meer arbeidsgehandicapten werkloosArbeidsgehandicapten zijn hier afgebakend als personen van 15 tot 65 jaar die door een langdurige aandoening, ziekte of handicap worden belemmerd bij het uitvoeren of verkrijgen van werk. Zij zijn vaker werkloos dan niet-arbeidsgehandicapten. In zowel de periode 2001-2004 als de periode 2009-2013 liep voor beide groepen de werkloosheid op, waarbij bovendien de werkloosheidspercentages tussen beide groepen verder uiteen zijn gaan lopen (figuur 1).In de meest recente periode van laagconjunctuur steeg de werkloosheid onder arbeidsgehandicapten van 8,1% van de beroepsbevolking in 2009 tot 15,8% in 2013. Daarbij is in deze bijdrage uitgegaan van de zogenoemde 12-uursdefinitie van de beroepsbevolking. Daarbij worden personen tot de beroepsbevolking gerekend als zij werk hebben van minimaal twaalf uur per week of daarnaar op zoek zijn en direct kunnen beginnen. Onder niet-arbeidsgehandicapten nam het percentage werklozen in de periode 2009-2013 toe van 4,4 naar 7,6%.Behalve een sterke toename van de werkloosheid laten arbeidsgehandicapten een forse daling zien van de nettoarbeidsparticipatie, het aandeel personen dat ten minste twaalf uur per week werkt. Deze liep terug van 42,8% in 2009 naar 33,2% in 2013. Onder niet-arbeidsgehandicapten nam de arbeidsparticipatie af van 72,2% naar 71,5%. Zowel de ontwikkeling van de werkloosheid als van de arbeidsdeelname laat zien dat de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten gedurende de economische crisis relatief sterk onder druk is komen te staan. 1 Binnen bedrijfstakken meer uitstroom van arbeidsgehandicaptenDe relatief sterke verslechtering van de arbeidsmarktpositie van arbeidsgehandicapten komt niet doordat arbeidsgehandicapten vaker in bedrijfstakken werken die sinds het begin van de crisis sterk zijn gekrompen. Het heeft er vooral mee te maken dat de netto-uitstroom van arbeidsgehandicapten binnen vrijwel alle bedrijfstakken groter was dan die van niet-arbeidsgehandicapten (figuur 2). Lager opgeleid en minder breed inzetbaarOm te achterhalen wat een rol speelt bij de grotere netto uitstroom van arbeidsgehandicapten, is gekeken naar het type arbeidsrelatie, het onderwijsniveau van arbeidsgehandicapten en de mate waarin zij inzetbaar zijn. Als arbeidsgehandicapten bijvoorbeeld relatief vaak een flexibele arbeidsrelatie zouden hebben, dan kan dit een deel van het verschil met de niet-arbeidsgehandicapten verklaren. Van werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is bij personeelsinkrimping door werkgevers immers gemakkelijk...
In Nederland bestaat 30% van de banen uit laaggeschoold werk. Dat wil zeggen arbeid op elementair of vmbo-niveau. Een studie van SCP 1 geeft aan dat het aantal laaggeschoolde banen in absolute termen gelijk is gebleven van 1987 naar 2008, terwijl de totale beroepsbevolking wel is toegenomen. Beleidsmakers gaan er veelal vanuit dat de kenniseconomie leidt tot een verdere afname van het relatieve aantal banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en tot grotere kans op werkloosheid voor de laagopgeleiden. 2,3 De studie van SCP geeft aan dat onder laagopgeleide jonge mannen van 18 tot en met 29 jaar de arbeidsdeelname al gedaald is, waarbij de daling onder jonge mannen met alleen basisonderwijs sterker is dan onder mannen met vmbo. Niet alleen de kans op arbeidsdeelname is voor laagopgeleiden ongunstiger. Hun risico op langdurige arbeidsongeschiktheid is ook groter. En als ze langdurig verzuimen, dan is hun kans om te hervatten kleiner dan voor hoger opgeleiden. Dat verschil is de laatste jaren groter geworden. 4 In dit artikel richten we ons op personen met een slechtere gezondheid. In Nederland zijn ruim 2,7 miljoen mensen (15 tot 65 jaar) met een langdurige aandoening. 5,6 Ongeveer de helft daarvan participeert ondanks deze aandoening wel op de arbeidsmarkt. Het artikel is opgebouwd rond twee hoofdvragen: | Wat is het aantal personen met een langdurige aandoening? | Wat is hun arbeidsparticipatie en wat is de samenhang van de langdurige aandoening en andere factoren met hun arbeidsdeelname?Bij de beantwoording gaan we na wat de ontwikkeling is sinds 2002. Ook zullen we de bevindingen specificeren naar arbeidsgehandicapten en arbeidsongeschikten en deze vergelijken met degenen zonder langdurige aandoening. In dit artikel gaan we op diverse plekken nader in op verschillen naar opleiding en naar leeftijd (voor aanvullende gegevens over personen met een langdurige aandoening en de andere groepen verwijzen we u naar Sanders et al. 5 en Michiels 6 ). M E T H O D EVoor het onderzoek is gebruikgemaakt van gege-
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.
customersupport@researchsolutions.com
10624 S. Eastern Ave., Ste. A-614
Henderson, NV 89052, USA
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.
Copyright © 2024 scite LLC. All rights reserved.
Made with 💙 for researchers
Part of the Research Solutions Family.