In de onderzoeksliteratuur over groepspsychotherapie wordt een centrale rol toebedeeld aan het therapeutische effect van groepscohesie. Het onderzoek naar groepscohesie wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende onderzoeksmethoden en definities van het begrip. In dit overzichtsartikel wordt het concept 'cohesie' theoretisch gespecificeerd en worden onderzoeksbevindingen op kritische wijze gepresenteerd. Tevens wordt een selectief overzicht gegeven van de moeizame speurtocht naar de essentie¨le facetten en dimensies van het complexe begrip 'groepscohesie', waarbij het accent ligt op recente onderzoeksresultaten. Ten slotte worden de door onderzoek gesuggereerde richtlijnen voor het bewerkstelligen van groepscohesie toegelicht.
InleidingGroepscohesie wordt meestal gedefinieerd als de therapeutische relatie in een groepstherapie, die ontstaat uit het agglomeraat van drie soorten relaties: de relatie tussen groepslid en groepstherapeut, die tussen groepslid en groepslid en die tussen groepslid en groep. Cohesie in groepstherapie is een effectieve therapeutische factor, zo luidt de conclusie van het Steering committee (2001), dat haar mening baseert op metastudies over groepscohesie.Deze evidence based status is gebaseerd op een groot aantal studies, maar deze studies hebben veel beperkingen. Zo lopen de definities van cohesie sterk uiteen en wordt het concept zeer verschillend geoperationaliseerd. De inhouds-en begripsvaliditeit van cohesie en de betrouwbaarheid en interne validiteit van de instrumenten om groepscohesie en verwante concepten te meten laten nog veel te wensen over (Dierick & Lietaer, 2002). De onderzochte groepsmodellen varie¨ren in populatie, setting, te behandelen stoornissen, theoretische orie¨ntatie en ontwikkelingsfase. De rol van de groepstherapeut in het bewerkstelligen van optimale relaties varieert per genoemde parameter, wat de generaliseerbaarheid van de bevindingen ernstig beperkt. Methodologische tekortkomingen verzwakken verder bovengenoemde conclusie van het Steering committee. De meeste studies zijn crosssectioneel en rapporteren slechts correlaties; oorzaak en gevolg zijn dan niet te onderscheiden. De bestudeerde groepen verschillen verder op belangrijke parameters als behandelduur, het moment waarop de cohesie wordt gemeten en de daarbij gebruikte meetinstrumenten.Kortom: studies over groepscohesie lopen zowel in hun definitie, bron als methoden uiteen. Zelfs bij gelijke definities van een bepaald facet van cohesie zijn verschillende resultaten mogelijk als gevolg van uiteenlopende methoden en bronnen (Burlingame, Fuhriman & Johnson, 2001; In dit artikel wordt het concept 'cohesie' onder de loep genomen. Allereerst wordt nagegaan wat groepscohesie inhoudt, welke dimensies het begrip heeft en hoe de onderzoeksbevindingen zijn te ordenen op grond van recente theoretische analyses. Vanaf het begin geeft onderzoek naar groepscohesie aanleiding tot Hans Snijders (*) DRS. J. A. SNIJDERS, klinisch psycholoog-psychotherapeut, is werkzaam in de deeltijdbehandeling en polikliniek van het...