In dit artikel wordt nagegaan of de maatregelen ter versterking van Vanaf 2001 ervaren huisartsen minder werkbelasting op het gebied van de GGZ door een sterkere ondersteuning van de tweede lijn, met name door de inzet van Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundigen. De huisarts oordeelt positiever over de samenwerking met de eerstelijnspsycholoog en blijft positief over de samenwerking met de tweedelijns GGZ. Huisartsen zijn minder scholing over GGZ onderwerpen gaan volgen. Het aantal verwijzingen naar de eerste en tweedelijns GGZ is onveranderd gebleven. Over de tijd lijkt de huisarts minder te investeren in het zelf behandelen van psychische problematiek, en meer te gaan investeren in een goede samenwerking met GGZ hulpverleners.Trefwoorden: huisartsenzorg, geestelijke gezondheidszorg, werkbelasting, samenwerking Inleiding Versterking van de eerstelijns Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) is sinds het uitkomen van de Beleidsvisie Geestelijke Gezondheidszorg in 1998 speerpunt van het overheidsbeleid. De overheid streeft er naar dat mensen met psychische en sociale problemen zo mogelijk in de eerstelijns GGZ behandeld worden en anders gericht verwezen worden naar de specialistische tweedelijns GGZ. Hulpverleners in de eerstelijns GGZ zijn de huisarts, het algemeen maatschappelijk werk (AMW) en de eerstelijnspsycholoog (ELP). Onder de tweedelijns GGZ vallen onder andere de Regionale Instituten voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG's), psychiatrie en psychiatrische afdelingen van een algemeen ziekenhuis (PAAZ) en zelfstandig gevestigde psychiaters, psychotherapeuten en psychologen.Om de eerstelijns GGZ te versterken is in de eerste vijf jaar van deze eeuw een groot aantal maatregelen uitgevoerd (zie box 1).Het idee achter de versterkende maatregelen was dat ze een positieve invloed zouden uitoefenen op de behandelcapaciteit van de eerstelijns GGZ, op de samenwerking tussen eerstelijns partijen en tussen eerstelijns en tweedelijns GGZ en op de deskundigheid van de verschillende soorten hulpverleners in de eerstelijn. Toegenomen capaciteit, meer samenwerking en meer deskundigheid zouden ertoe moeten leiden dat meer mensen die in de eerstelijn behandeld kunnen worden daar ook daadwerkelijk behandeld zouden worden.De In de evaluatiestudie van Meijer et al.5 werd geconstateerd dat het pakket versterkende maatregelen conform de voornemens was uitgevoerd. Een aantal nagestreefde effecten werd ook bewerkstelligd. Er was sprake van een toegenomen capaciteit aan hulpverlening binnen de eerstelijn, de samenwerking tussen huisartsen en de ambulante GGZ was verbeterd, vooral door de inzet van Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundigen (SPV-en) en consultatieve psychiaters binnen de eerstelijn, en er werden, mede dankzij de inzet van die SPV-en, meer patiënten binnen een eerstelijns context behandeld.Minder verandering werd geconstateerd in de samen-
Eerstelijnspsychologen bieden binnen de eerstelijn kortdurende hulp bij psychische en psychosociale problemen. Er wordt nagegaan in hoeverre de maatregelen ter versterking van de eerstelijns GGZ gedurende de afgelopen 10 jaar geleid hebben tot veranderingen in het aantal eerstelijnspsychologen en de zorg die zij verlenen. Gedurende de afgelopen jaren is de capaciteit aan eerstelijnspsychologen toegenomen. Gedurende de afgelopen tien jaar zijn de eerstelijnspsychologen een steeds duidelijkere positie in gaan nemen binnen de gezondheidszorg. Sinds 1998 worden zij door beleidsmakers, samen met de huisarts en het algemeen maatschappelijk werk (AMW) gezien als de kerndisciplines van de eerstelijns GGZ.3 Met het AMW ondersteunen zij de huisarts als poortwachter bij de toenemende stroom aan psychische problemen. Wanneer de eerstelijns GGZ het merendeel van de hulpvragen op psychisch gebied opvangt, zou de tweedelijns GGZ, waar een steeds groter
Thuisloze LHBT's: een onzichtbare en dubbele risicogroep. Pleidooi voor onderzoek naar thuisloze lesbische, homo-, bi-en transgenderjongeren H a n n e k e F e l t e n , M a u r i t s B o o t e e n M i c h e l l e E m m e n ( M o v i s i e U t r e c h t ) URN . In Nederland is nog nooit onderzoek gedaan naar LHBT-jongeren die dak-of thuisloos zijn. In dit artikel beargumenteren we dat dergelijk onderzoek hard nodig is. Onderzoeksliteratuur uit Nederland laat zien dat LHBT-jongeren gemiddeld meer tegen problemen aanlopen dan leeftijdsgenoten: zowel thuis, op school, als in hun sociale netwerk. Ook hebben ze meer kans om te maken te krijgen met middelengebruik en psychische problematiek, waaronder suïcidaal gedrag en trauma's. Dergelijke problemen dragen bij aan het dak-en thuisloos worden of blijven van jongeren. Wij beargumenteren dat dit betekent dat er een kans bestaat dat LHBT-jongeren ook in Nederland vaker dak-en thuisloos worden dan andere jongeren. Ook beargumenteren we dat het LHBT zijn van deze jongeren een relevant gegeven is voor de hulpverlening aan deze groep. We sluiten af met een voorstel voor toekomstig onderzoek naar dak-en thuisloze LHBT-jongeren.
scite is a Brooklyn-based organization that helps researchers better discover and understand research articles through Smart Citations–citations that display the context of the citation and describe whether the article provides supporting or contrasting evidence. scite is used by students and researchers from around the world and is funded in part by the National Science Foundation and the National Institute on Drug Abuse of the National Institutes of Health.
customersupport@researchsolutions.com
10624 S. Eastern Ave., Ste. A-614
Henderson, NV 89052, USA
This site is protected by reCAPTCHA and the Google Privacy Policy and Terms of Service apply.
Copyright © 2025 scite LLC. All rights reserved.
Made with 💙 for researchers
Part of the Research Solutions Family.